Je gekozen filters:
Wis alle filters
cover regio

Oncologienetwerken in beeld

13-05-2022
Samen met IKNL, NFK en FMS/SONCOS presenteerden we eind april een diepgaand rapport over de stand van de oncologische netwerkzorg in Nederland. De Taskforce Oncologie mocht het aanbieden aan minister Kuipers van VWS tijdens het jaarlijkse SONCOS-congres, dat deze keer helemaal aan oncologische netwerkzorg gewijd was. Ineke Middelveldt, themamanager Waardegedreven financiering, initiatiefnemer en een van de hoofdauteurs, over de aanleiding en de belangrijkste bevindingen. In volgende nieuwsberichten zullen we nader ingaan op de ingewikkelde bekostigingsproblematiek die speelt rond netwerkzorg en op andere zaken die uit het rapport naar voren komen.

Waarom dit onderzoek naar oncologienetwerken?

Onze eerdere inventarisatie van oncologienetwerken in Nederland, vier, vijf jaar geleden, was vooral ingegeven vanuit de vraag: hoe kunnen we als programma die oncologienetwerken die zich nu ontwikkelen, beter van dienst zijn. Dat was heel nuttig, want we hebben toen een aantal vraagstukken en belemmeringen kunnen identificeren waar je tegenaan loopt als je oncologische netwerkzorg goed wilt organiseren en daar zijn we mee aan de slag gegaan. Onder meer het bekostigingsvraagstuk waar ook het in dit nieuwe rapport veel aandacht voor is – dat probleem is trouwens alleen maar prangender geworden.

Samenwerking in oncologienetwerken is in de tussentijd vanzelfsprekend geworden, oncologische zorg is per definitie netwerkzorg. Dit nieuwe onderzoek kun je meer zien tegen de achtergrond van wat de zorg op dit moment sterk bezighoudt: het maatschappelijke vraagstuk van de stijgende zorgvraag in combinatie met het handhaven van de nullijn in het Hoofdlijnenakkoord en groeiende tekort aan personeel. Oncologische zorg betreft wél zo’n 20 procent van de kosten voor medisch-specialistische zorg! Hoe organiseren we die oncologische netwerkzorg nou zo dat we meer waarde toevoegen voor meer patiënten - voor hetzelfde geld? De juiste zorg op de juiste plaats, daar gaat het om, en daarvoor is samenwerking in oncologienetwerken essentieel.

 

Dit is een gezamenlijk rapport met IKNL, NFK en FMS/SONCOS. Hoe zit dat?

Wij wilden vanuit ons programma een nieuw onderzoek naar de stand van de oncologienetwerken doen. In de Taskforce Oncologie kwam naar voren dat ook IKNL plannen had om een nieuwe ‘kaart van Nederland’ te maken op het gebied van de oncologische zorg. Moesten we dat allebei apart doen? Dus we bundelden de krachten. En toen was het natuurlijk heel logisch om ook de andere twee partijen, die ook deel uitmaken van de Taskforce, te betrekken en daarmee het perspectief van patiënten én van medisch specialisten in te brengen. We willen allemaal dat de zorg voor patiënten met kanker beter wordt. Dat de ziekenhuizen het samen beter gaan doen, dat ze van elkaar leren en steeds meer passende zorg gaan bieden. Dát willen wij allemaal en vanuit die gemeenschappelijke drive willen we ook de handen ineen slaan. Dat we dit rapport samen publiceren geeft uitdrukking aan dat we met elkaar de goede kant op gaan.

 

Concentratie of spreiding?

Moet je meer concentreren of moet je de expertise juist spreiden over het netwerk? Het rapport laat zien dat dat twee kanten van dezelfde medaille zijn. Concentratie staat niet tegenover netwerkzorg, integendeel, het maakt daar per definitie deel van uit. Verdere concentratie kan soms de uitkomst zijn als dat nodig is om in het netwerk de kwaliteit van specifieke behandelingen of delen ervan te verhogen. Tegelijkertijd is brede toegankelijkheid van de oncologische zorg nodig om patiënten op de juiste plaats te krijgen voor de juiste zorg. Je komt immers niet met een kant-en-klare diagnose bij je huisarts, je komt met klachten die nog van alles kunnen betekenen. Pas na onderzoek, verwijzing naar het ziekenhuis, nog meer diagnostiek en soms een bezoek aan nog een tweede of derde specialist weet je of je inderdaad kanker hebt. Misschien heb je trouwens ook wel een hartprobleem waar je al voor in behandeling bent bij het ziekenhuis bij jou om de hoek, plus een paar andere kwaaltjes. Allemaal dingen waar we rekening mee moeten houden bij de behandeling. Zorg voor een patiënt is altijd een samenspel van veel verschillende zorgprofessionals die allemaal belangrijk zijn in het geheel en juist daarom is er een breed netwerk nodig. Het gaat erom dat bij elke stap in de patiëntreis steeds die expertise beschikbaar is die op dat moment nodig is voor de patiënt – en dat kan alleen maar als we regionaal samenwerken.

 

Wat zijn de belangrijkste bevindingen uit het onderzoek?

We zien veel meer netwerken in vergelijking met vier jaar geleden. Die netwerken werken bovendien op meer onderwerpen samen. Ze zijn bijvoorbeeld veel bezig met data waar ze van willen leren: hoe doen we het in vergelijking met onze partners in het netwerk, of in vergelijking met het verleden.

 

Hoe kunnen we het beter doen?

Wat nu nog veel duidelijker naar voren komt, is dat netwerkzorg haaks staat op het heersende concurrentiemodel als je echt wilt zorgen dat één plus één drie wordt. Dat zie ik echt als een van de belangrijkste bevindingen. Ieder ziekenhuis wil groeien en toch moeten we samen de nullijn bewaken. De gewenste verschuiving richting de juiste zorg op de juiste plaats, die nodig is om de kwaliteit en doelmatigheid te verhogen, wordt daardoor vrijwel onmogelijk, want geen enkel ziekenhuis wil zijn omzet zien krimpen. Verschuiven gebeurt alleen als een ziekenhuis dat op de ene aandoening iets kwijtraakt, daar iets anders voor terugkrijgt, in een soort regionale ruilhandel. En dat is gewoon niet genoeg, zo komen we er niet. De minister was bij de presentatie van Oncologienetwerken in beeld heel duidelijk: het is tijd om keuzes te maken. Iedere partner moet doen waar hij goed in is en dus ook sommige dingen niet meer doen. We móeten tot een betere rol- en taakverdeling in het netwerk komen om de kwaliteit systematisch te verhogen en de kosten te beperken. Ook daar wond Ernst Kuipers geen doekjes om: als we het zelf niet doen, wórdt het voor ons gedaan en daar hoeven we niet lang op te wachten.

 

We moeten dus naar ‘the next level’ van oncologische netwerkzorg? Wat betekent dat voor de regionale oncologienetwerken?

Dat we veel sneller vooruit moeten met de netwerkvorming! De boodschap van Kuipers onderstreept de grote uitdaging die wij in ons rapport naar voren brengen: dat krachtiger governance en sturing in de regionale oncologienetwerken nodig hebben om de sprong naar betere oncologische zorg te maken. Met transparantie over data, leren van elkaar, samen systematisch de kwaliteit verhogen en dus ook samen conclusies trekken over wat de juiste zorg op de juiste plaats is. De discussie over ‘wie doet wat’ kun je niet voeren op het niveau van één aandoening, dat moet je op regioniveau doen, voor de hele oncologische zorg, over de volle breedte. Daarvoor hebben we sterk georganiseerde regionale oncologienetwerken nodig, met groot onderling vertrouwen als basis voor de samenwerking en met goede afspraken die het mogelijk maken om te sturen op de juiste zorg op de juiste plaats. Patiënten en huisartsen moeten daar bovendien een veel grotere rol in krijgen. Sommige regio’s zijn hier al ver in, andere moeten nog een flinke slag maken. Ik denk dat het dringend nodig is om die ontwikkeling te versnellen, want anders worden we ingehaald door de werkelijkheid en wordt er óver ons beslist in plaats van dat we in de regio zelf kunnen sturen hoe we de netwerkzorg inrichten.”

 

Je noemde de bekostiging van netwerkzorg al als probleem dat alleen maar urgenter is geworden. Hoe zit dat?

We kunnen onze oncologische netwerkzorg nog zo goed organiseren, maar als we in Nederland de zorg voor patiënten willen verbeteren en tegelijkertijd die potentiële doelmatigheidswinst van netwerkzorg willen verzilveren, dan moeten we iets met de bekostiging. We proberen hier in onze proeftuinen Waardegedreven financiering oplossingen voor te ontwikkelen, maar we krijgen dat al met al gewoon niet voor elkaar. Voor ieder zorgpad in iedere regio dat we in het netwerk goed willen inrichten, voeren we een tijdrovende en vaak moeizame onderhandeling met drie, vier of soms nog meer zorgverzekeraars die in de regio actief zijn. Want ze moeten allemaal meedoen, anders helpt het nog niets. En áls er iets van de grond komt, is het hoogstens een tijdelijke oplossing. De moeite die dit allemaal kost, weegt bij lange na niet op bij wat het oplevert.

 

Hoe komen we dan wel verder op dit punt?

Hier is echt een doorbraak nodig! Landelijke partijen moeten de handen ineenslaan en duidelijke en werkbare kaders afspreken waarbinnen de netwerken mogelijkheden voor netwerkfinanciering, bijvoorbeeld met bundels, virtuele bundels of shared savings, kunnen verkennen. Zogeheten volgbeleid is een eerste voorwaarde om zo’n verkenning van de grond te krijgen: wat we met de belangijkste zorgverzekeraar in de regio afspreken moet ook voor de andere verzekeraars gelden. Ook belangrijk is het opvangen van de gevolgen van eventueel omzetverlies voor ziekenhuizen die het gevolg is van verschuiving van zorg binnen het netwerk, bijvoorbeeld door ze een paar jaar de tijd te geven om de geldstromen in goede banen te leiden.