Mdo-portaal: samen sneller tot beste behandeladvies komen
Peter-Paul Willemse is oncologisch-uroloog bij UMC Utrecht en voorzitter van het regionaal multidisciplinair overleg voor urologische tumoren. Wekelijks bespreken hij en zijn collega’s van ziekenhuizen uit het oncologisch netwerk Oncomid zo’n veertig patiënten met tumoren in prostaat, blaas, nieren of testes.
“Het grote voordeel van één regionaal mdo is dat heel veel zorgprofessionals uit meerdere huizen tegelijkertijd samen hun patiënten bespreken”, vertelt Willemse. “Voorheen waren er kleine mdo’s waar ik en nog een collega uit het UMC bij aanschoven. Dan zaten we met z’n tweeën bij een groep zorgprofessionals uit één ziekenhuis. Sinds twee en een half jaar hebben we regionaal multidisciplinair overleg en kijken we met veel meer zorgprofessionals naar een casus, over de muren van de ziekenhuizen heen.” Een verrijking, vindt hij: “Hoe meer mensen kritisch meekijken, hoe beter we een afweging kunnen maken om tot het beste behandeladvies voor de patiënt te komen.”
Good practice
Een regionaal mdo kan niet zonder goede en veilige digitale uitwisseling van patiëntgegevens. Alle deelnemende zorgprofessionals moeten immers op hetzelfde moment kunnen beschikken over dezelfde actuele gegevens. Een extern platform, het zogenaamde mdo-portaal, ondersteunt het regionale mdo-proces en maakt het mogelijk dat gegevens uit de verschillende ziekenhuis-epd’s gedeeld kunnen worden. In de regio Midden-Nederland loopt sinds een jaar een pilot voor een mdo-portaal voor uro-oncologie. Aan deze pilot, die onder het thema Digitale uitwisseling valt van het Citrienprogramma Naar regionale oncologienetwerken, doen de Oncomid-ziekenhuizen Meander Medisch Centrum, Tergooi en UMC Utrecht mee. Ook het Antoni van Leeuwenhoek heeft zich hierbij aangesloten.
“Met deze pilot ontwikkelen we een good practice voor een mdo-portaal voor de bespreking van patiënten met urologische tumoren”, zegt Jolanda van Blaaderen product owner Connected Care bij UMC Utrecht en betrokken bij het thema Digitale uitwisseling van Naar regionale oncologienetwerken. “De ervaringen die we hiermee opdoen, zijn ook waardevol voor de andere regio’s. Die kunnen hun voordeel doen met wat wij ontwikkelen en leren. We trekken hierin ook zoveel mogelijk met elkaar op zodat we niet telkens het wiel opnieuw hoeven uitvinden. Op deze manier stimuleren we de digitale uitwisseling in de oncologienetwerken in het hele land.”
Gestructureerd en snel
Willemse legt uit hoe het werkt: “De specialist meldt een patiënt van tevoren aan voor het multidisciplinair overleg. Via het mdo-portaal stelt hij de meest actuele patiëntgegevens beschikbaar zodat alle deelnemers het overleg goed kunnen voorbereiden. Op die manier kun je heel gestructureerd en snel tot het juiste behandeladvies komen.” Snelheid is heel belangrijk, zegt hij: “We streven ernaar om patiënten binnen een week nadat ze de diagnose hebben gekregen, te bespreken in het mdo. Het behandeladvies wordt direct genotuleerd en geaccordeerd in het systeem en gaat meteen naar de huisarts. De Federatie Medisch Specialisten en het Nederlands Huisartsen Genootschap hebben dit ook met elkaar afgesproken: belangrijke informatie moet binnen 24 uur bij de huisarts liggen. Patiënten hebben behoefte aan ruggenspraak met hun huisarts. Dus die moet heel snel op de hoogte zijn van ons advies en de beweegredenen daarbij. Zodat zij de patiënt goed kan informeren en ondersteunen bij het maken van zijn keuze.”
Mdo opnieuw ingericht
Op dit moment zijn de epd’s van de deelnemende ziekenhuizen nog niet volledig geïntegreerd met het mdo-portaal. Dit betekent dat zorgprofessionals nu nog sommige patiëntgegevens zoals onderzoeksuitslagen uit hun epd halen en handmatig inkloppen, controleren en versturen. Omgekeerd worden het mdo-verslag en eventuele verwijzingen ook weer handmatig in het eigen epd ingevoerd. Als de koppeling met de digitale snelweg XDS is gemaakt en het portaal verder is geïntegreerd met het eigen epd, zal die gegevensuitwisseling automatisch gaan.
“Ergens in het eerste kwartaal van volgend jaar komt er een update van het portaal. We hopen dat die connectie er dan is”, aldus Willemse die vanaf de start nauw betrokken is bij de ontwikkeling van het mdo-portaal. Hij vertelt dat dit aanvankelijk heel wat voeten in de aarde had: “Het was voor ons dubbelop: we gingen én met elkaar samenwerken in één regionaal mdo, én dit digitale portaal gebruiken. We hebben het mdo opnieuw ingericht om patiënten regionaal te kunnen bespreken; dat moesten mensen zich eerst eigen maken. Een voorbeeld: je moet het zó organiseren dat de juiste specialist op het juiste moment aanwezig is bij een mdo. Een radioloog die beelden verslaat en verder niets van doen heeft met patiënten uit andere ziekenhuizen, kun je niet een uur lang laten zitten zonder dat hij iets bijdraagt. Daar is zijn tijd te kostbaar voor.”
Verder liepen Willemse en zijn collega’s met name tegen IT-issues aan: “Informatie die ontbrak, beelden die niet goed zichtbaar waren, een instabiele verbinding, onverstaanbare mensen. Dat is wel verbeterd, evenals het gebruiksgemak van het portaal. Dat maakt het voor ons wat minder belastend om ermee te werken.”
Beter verwijzen
Naast het regionaal mdo zet Oncomid met netwerktumorgroepen sterk in op verdere regionale samenwerking. Er zijn twaalf ziekenhuisoverstijgende tumorgroepen, waaronder die voor elk van de vier urologische tumorsoorten. “Deze netwerktumorgroepen praten specifiek over dat tumortype en wat je qua behandeling het best kunt doen”, zegt Willemse. “Want behandelingen evolueren, de diagnostiek en de behandelopties veranderen, er komen nieuwe wetenschappelijke inzichten. De netwerktumorgroepen kijken daar naar en passen de richtlijnen en de adviezen voor onze regio aan.”
Er wordt steeds meer regionaal opgepakt in plaats van per ziekenhuis, aldus Willemse: “Voor een blaasverwijdering komen patiënten naar het UMC Utrecht, prostaatoperaties doen we alleen nog in het Meander MC. Het ligt dus aan de behandeling waar de patiënt vanuit het mdo naartoe gestuurd wordt. En als er in een van de ziekenhuizen een wetenschappelijke studie loopt waar een patiënt aan deel kan en wil nemen, dan kunnen we hem daar gemakkelijk naar verwijzen.”
Kwaliteitscirkel
“Hoe kunnen we gegevens over onze zorg uit het systeem halen en gebruiken voor onze eigen kwaliteitscontrole; dat is een belangrijke volgende stap”, zegt Willemse. “We willen weten of onze doorlooptijden en behandelingen corresponderen met de landelijke norm. Zijn de complicaties dezelfde, is de operatieduur goed, de diagnostiek vergelijkbaar? We hebben dan ons eigen kwaliteitscontrolesysteem op basis waarvan we ons mdo kunnen aanpassen. De cirkel is dan rond.”