De winst van netwerkzorg verzilveren
Hoe zit het met die combinatie van kwaliteit en doelmatigheid, bijten die elkaar niet?
“Als je alleen op kwaliteit in zou zetten, loopt de zorg volkomen vast. De urgentie om tegelijk op doelmatigheid te sturen wordt versterkt door de vergrijzing, de daardoor stijgende zorgvraag en steeds hogere zorgkosten, en het groeiende tekort aan personeel. Oncologische zorg betreft inmiddels zo’n twintig procent van de kosten voor medisch-specialistische zorg. Als we in staat zijn om meer patiënten passende zorg te bieden voor hetzelfde geld, dan hebben we de sleutel in handen om de zorg in Nederland ook in de toekomst van goede kwaliteit en voor iedereen toegankelijk te houden.”
Meer waarde toevoegen voor hetzelfde geld – hoe krijgen we dat voor elkaar?
“Daarvoor hebben we naast meer transparantie over kwaliteit en kosten, sterk georganiseerde regionale oncologienetwerken nodig, met groot onderling vertrouwen als basis voor de samenwerking. Die netwerken kunnen met goede afspraken sturen op de juiste zorg op de juiste plaats. Hoe kunnen we continu verbeteren en tegelijk de kosten beperken? Hoe organiseren we die oncologische netwerkzorg zo dat dat lukt? Hoe beperken we productieprikkels en komen we juist tot meer kwaliteitsprikkels in financiële afspraken? Hoe kunnen we de inzet van regionale capaciteit en expertise optimaliseren? Dit zijn de grote vragen die nu spelen. De juiste zorg op de juiste plaats, daar gaat het om, en daarvoor is samenwerking in oncologienetwerken essentieel.”
Maar er zijn toch al heel veel oncologienetwerken? Wat is er nog meer nodig?
“Samenwerking in oncologienetwerken is de afgelopen jaren vanzelfsprekend geworden, dat klopt. Mede door ons programma Naar regionale oncologienetwerken. En we zien dat in de bestaande regionale oncologienetwerken zorgaanbieders goed samenwerken om iedere patiënt met kanker de best passende zorg te bieden. Toch blijven we nog op allerlei plekken hetzelfde wiel uitvinden. Vanuit het heersende poldermodel moeten we toe naar een krachtige combinatie van bottom-up ontwikkeling en top down sturing. Wat bijvoorbeeld nog niet goed lukt, is om de potentieel grote doelmatigheidswinst van netwerkzorg te verzilveren. Als we de kwaliteit willen verbeteren en tegelijk die winst willen incasseren, moeten we daarvoor echt landelijk de goede randvoorwaarden scheppen in de regelgeving en bekostiging van zorg.”
Leg uit.
“We proberen in onze proeftuinen Waardegedreven financiering oplossingen te ontwikkelen voor knelpunten in de registratie en declaratie. We zoeken nieuwe modellen voor netwerkfinanciering die uitgaan van kwaliteitsindicatoren; algemene modellen die we voor meerdere tumorsoorten dan wel regionale zorgpaden kunnen inzetten. Maar we krijgen het al met al gewoon niet voor elkaar. Voor ieder netwerkzorgpad voeren we noodgedwongen een tijdrovende en vaak moeizame onderhandeling met drie, vier of soms nog meer zorgverzekeraars die in de regio actief zijn. Die moeizame bureaucratie brengt hoge transactiekosten en daarmee juist óndoelmatigheid met zich mee. Dit is een groot obstakel op weg naar vernieuwing en innovatie. Onze experimenten zijn daardoor tot nu toe veel te arbeidsintensief gebleken. En áls er iets van de grond komt, is het meestal een tijdelijke oplossing voor de duur van de pilot, die ook nog eens voor een kleine groep patiënten geldt.”
We hebben nu eenmaal in de zorg een concurrentiemodel met marktwerking…
“Precies! En daar zit nou juist de kneep. De juiste zorg op de juiste plek en waardegedreven zorg zijn op grote schaal alleen haalbaar als er bepaalde eigenschappen van het zorgsysteem veranderen. Als we écht toe willen naar passende zorg in netwerken, dan zullen betrokkenen over de hele linie, dus zorginstellingen, medisch specialisten en ook de zorgverzekeraars en NZa bereid moeten zijn om zich flexibel op te stellen.”
Hoe komen we dan verder?
“Er is echt een doorbraak nodig. We moeten landelijk afspraken maken die de oncologieregio’s de ruimte geeft om te verkennen hoe netwerkfinanciering vorm kan krijgen, bijvoorbeeld met bundels, virtuele bundels of shared savings. Waarbij als belangrijke basis geldt, dat de geleverde zorg geregistreerd en bij voorkeur ook gedeclareerd wordt op de plek waar die wordt geleverd, zodat er geen groot circus van wederzijds declareren ontstaat en we de administratieve last beperken. Dat kan in grootschalige experimenten. Proefondervindelijk gaan we dan met de belangrijkste partijen verkennen aan welke knoppen in het zorgsysteem we moeten draaien. We weten nu uit ervaring dat dat niet lukt door het alleen bottom-up vanuit de regionale oncologienetwerken te proberen. Daar is ook top-down sturing bij nodig, met alle belangrijke partijen aan boord.
Volgbeleid is een eerste voorwaarde om zo’n verkenning van de grond te krijgen: wat we met de belangrijkste zorgverzekeraar in de regio afspreken moet ook voor de andere verzekeraars gelden. Een tweede punt is eventueel omzetverlies voor ziekenhuizen door de nodige verschuiving van zorg binnen het netwerk. Dat moeten we opvangen, bijvoorbeeld door ziekenhuizen een paar jaar de tijd te geven om hun capaciteit anders in te zetten en zo hun geldstromen weer op orde te krijgen. We hopen dat een deel van de transformatiegelden uit het IZA benut kan worden om deze cruciale ontwikkeling mogelijk te maken.”