
De juiste expertise voor iedere patiënt met sarcoom
Kwaliteit van zorg en financiering hebben alles met elkaar te maken. Dat geldt ook voor de zorg voor patiënten met sarcoom en daarom is de sarcoomzorg het onderwerp van een van onze proeftuinen Netwerkfinanciering. De centrale vraag: hoe kan de financiering zo worden ingericht dat de financiële prikkels de góede kant op werken en stimuleren dat alle patiënten worden besproken met de juiste expertise? De zoektocht van de regio Zuidwest-Nederland leidde langs verschillende alternatieven. In de proeftuin wordt nu gekeken of het inzetten van een online consult een goede route is.
Zeldzame kanker
Dirk Grünhagen, oncologisch chirurg in Erasmus MC Kanker Instituut en motor van de proeftuin Netwerkfinanciering Sarcoom, legt allereerst uit waarom er voor deze aandoening expertisecentra zijn aangewezen: “Sarcoom is een zeldzame aandoening. Een regulier ziekenhuis kan de patiënten met sarcoom die het per jaar binnenkrijgt op de vingers van een hand tellen, daar is simpelweg niet de nodige ervaring beschikbaar. Voor een goed behandelplan heb je een ervaren patholoog nodig die het biopt beoordeelt, een ervaren radioloog die de scans waardeert en in bepaalde gevallen een ervaren chirurg die de tumor verwijdert. Wij doen hier in het Erasmus MC ruim honderd operaties per jaar en we bespreken nog veel meer patiënten met sarcoom.”
De overleving van deze patiëntengroep is de afgelopen jaren helaas nauwelijks verbeterd. Volgens de richtlijn behoren alle patiënten in een expertisecentrum te worden gezien – maar dat gebeurt lang niet altijd. 1 op de 3 patiënten wordt niet beoordeeld door een expertisecentrum, meldde IKNL in 2020 al in het rapport Sarcomenzorg in Nederland. En die situatie is sindsdien niet echt verbeterd, verzucht Grünhagen, die ook bestuurslid is van de Dutch Sarcoma Group, de multidisciplinaire vereniging die zich landelijk toelegt op het verbeteren van de zorg voor patiënten met sarcoom.
Niet iedereen hoeft te komen
Daadwerkelijk fysiek insturen van alle patiënten met verdenking op sarcoom naar een expertisecentrum is niet nodig, legt Grünhagen uit . “Soms is de behandeling een kwestie van een relatief eenvoudige operatie, iets wat het eigen ziekenhuis prima kan. Of het gaat om een oudere patiënt die ook andere aandoeningen heeft en die de afweging maakt om zich niet te laten behandelen. Deze patiënten hoeven we niet per se te zien in het expertisecentrum. Maar je wilt ze wél in beeld hebben en zeker weten dat het plan goed is.” En daar zit een verkeerde financiële prikkel: als een patiënt er wel besproken wordt maar niet fysiek over de drempel stapt, verdient het expertisecentrum er geen dubbeltje aan. Dat kán ertoe leiden dat patiënten toch worden opgeroepen voor een consult, zonder dat dat strikt nodig is en dat is duidelijk niet in het belang van de patiënt.
Hoe moet het dan wel? De projectgroep heeft daartoe bij de start van de proeftuin als eerste optie verkend of het mogelijk was om de ‘beoordeling op afstand’ te labelen als een verrichting met een aparte vergoeding (een zogeheten facultatieve prestatie), maar dat lukte niet. Sinds 1 januari 2023 gelden er landelijk nieuwe regels voor de declaratie van het zogeheten expertiseconsult. Is dat dan de oplossing? Helaas niet, vindt de projectgroep. De regelgeving houdt in dat het expertisecentrum voor het consult een rekening moet sturen aan het ziekenhuis dat de patiënt instuurt. “Onnodig ingewikkeld”, aldus Grünhagen. “Er moet eerst in het netwerk over de prijs onderhandeld worden en daar komt dan een heel circus met bonnetjes achteraan. Dit geeft een hoge administratieve last die in geen verhouding staat tot het handjevol patiënten waar het jaarlijks om gaat.” Weer een verkeerde prikkel dus. “Wij denken dat deze vorm van financiering voor de ziekenhuizen eerder een belemmering dan een stimulans is om patiënten in te sturen voor een beoordeling in het expertisecentrum. Als er daardoor minder patiënten ingestuurd worden, zou de kwaliteit van de zorg juist achteruit kunnen gaan.”
Online consult
De proeftuin heeft daarom de koers verlegd en onderzoekt nu of het online consult een oplossing biedt. Iedere patiënt met sarcoom die niet fysiek wordt ingestuurd krijgt zo’n online consult als vervanging van het polikliniekbezoek. Zij worden zodoende wel besproken in het expertisecentrum en hun behandelplan wordt beoordeeld. “Sinds covid kunnen consulten worden gedeclareerd ook als de patiënt niet fysiek naar de dokter komt. Die mogelijkheid grijpen wij nu aan om hiermee een pilot te doen voor onze patiëntengroep. We hebben in het netwerk afgesproken dat de patiënten met sarcoom die niet doorgestuurd worden, een online consult krijgen bij het expertisecentrum. Daarmee hebben we deze patiënten dan meteen in beeld. Als expertisecentrum kunnen wij het online consult declareren bij de zorgverzekeraar. De verwijzende ziekenhuizen hebben er verder geen administratieve last van, zij hoeven alleen gegevens van de patiënt aan te leveren.”
Kwaliteit
IKNL gaat de cijfers nog op een rijtje zetten, maar de besprekingsgraad in de regio lijkt al te stijgen. Alleen dat is al winst, want uit onderzoek blijkt dat de uitkomsten van sarcomenzorg beter zijn naarmate er meer patiënten worden besproken in een expertisecentrum. En de hoop is dat het consult bij een specialist van het expertisecentrum ook direct van meerwaarde is voor de patiënten die in hun ‘eigen’ ziekenhuis behandeld worden. Grünhagen. “We leggen in dat consult nog eens heel precies uit waarom we in overleg de beslissing hebben genomen om de patiënt niet naar het expertisecentrum te laten verwijzen, en dat hij of zij de beste zorg krijgt in het eigen ziekenhuis. We hebben de indruk dat dat voor patiënten kwaliteit toevoegt.”
Projectleider Anne Rose Schut zal de tevredenheid van patiënten met het online consult onderzoeken. Zij staat bovendien voor de belangrijke taak om de aanpak met het online consult in het netwerk te promoten en te ondersteunen. Geen geringe opdracht in het halfjaar dat nog rest binnen de looptijd van ons programma, maar ze heeft er zin in: “Het gaat echt om het optimaliseren van de sarcomenzorg in de regio. De communicatie in het netwerk kan nog beter en dat ga ik zo veel mogelijk faciliteren de komende tijd. Daarbij kijk ik zeker ook naar hoe ziekenhuizen makkelijker gegevens kunnen uitwisselen.”
Grünhagen besluit: “Met het online consult denken we het gezamenlijke zorgpad sarcoom een grote kwaliteitsimpuls te geven. Mocht uit de evaluatie blijken dat patiënten het niet waarderen, dan houden we hiermee op en moeten we opnieuw op zoek naar een werkbare oplossing waarmee we als expertisecentrum zo veel mogelijk patiënten met sarcoom in beeld krijgen. De financiering is wat ons betreft volgend. Niemand bespreken in het expertisecentrum, ja, dat zou op de korte termijn voor iedereen het goedkoopst zijn. Maar we weten uit onderzoek: hoe hoger de besprekingsgraad, des te beter de uitkomsten. We willen het góed doen en dat kost nou eenmaal geld.”